Mei

Tabs

Aan de slag

In 1889 schreef Herman Gorter (1864-1927) de tekst Mei met de overbekende beginregel Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Hij maakte deel uit van de literaire beweging van de Tachtigers die, geïnspireerd door de Franse symbolisten, kunst op zich – l’art pour l’art - hoog in het vaandel voerden, los van buitenartistieke doelen zoals religie. Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. En dat resulteert in woordenstromen die gemakkelijk vloeien in de zetting van Johan Sluys (°1964). Sluys gebruikt de maat 7/8 en dat zorgt er ook bij hem voor dat tekst en muziek ongekunsteld samengaan. De dirigent ontwaakt beter uit zijn winterslaap, maar de zangers hoeven niet veel moeite te doen om de intervallen juist te treffen. Samenklanken en ritme voelen heel vanzelfsprekend aan. Wél moeten de koorleden ook hun fluitcapaciteiten bovenhalen. Het slot schreef Sluys in de stijl van de cabaretmuziek uit de tijd van Gorter. Een waardevol nieuw lentegeluid.

Mineur-majeur

Verandering van mineur naar majeur – vooral in de akkoorden van re en van sol – kan je op voorhand gebruiken in inzingoefeningen. Maat 2 leent zich daar het beste voor, omdat iedereen daar hetzelfde zingt. De drie tellen van de maat kunnen begeleid worden met de akkoorden g-d-G. Oefeningen waar een deel van het koor een kwint zingt, en waarbij een ander deel van het koor die kwint moet opvullen met een grote of een kleine terts zijn ook goed voor het gehoor van de koorleden én voor hun harmonisch inzicht.

7/8

Bestudeer de 7/8-passages op voorhand goed, zodat je weet wat de structuur van de maat is (2-2-3 of 2-3-2 of 3-2-2). In de maten 4 tot 7 is dit bijvoorbeeld: 2-3-2 / 2-3-2 / 3-2-2 / 3-2-2. Maar lang niet elke maat is zo duidelijk. Maat 10 tot 14 bijvoorbeeld is andere koek. Hier kan de dirigent beter zijn/haar dirigeertechniek van gregoriaanse muziek bovenhalen. Even afstappen van de maatstructuur en volledig overgaan op de accenten in de tekst. Zo kom je (los van de maat) uit op tellen van 2 of van 3 achtste noten. Probeer de volgende zin (uiteraard in het juiste ritme) te dirigeren, waarbij je afstapt van de maat, maar enkel een tactus geeft op de lettergrepen in het vet: In huis was ’t donker, maar de stille straat vergaarde schemer aan de lucht blonk laat nog licht. In maat 16 en 17 kan je nog een kleine stap verder gaan door de rust van maat 17 te verhuizen naar maat 16 en zo een maat van 4/4 en één van 6/8 te maken. Blan-ke schij-n / o-ver de ge-vels. Je kan natuurlijk deze maten in 7/8 blijven dirigeren, maar let er dan op dat de zangers het woord ‘over’ juist beklemtonen (dus niet o-ver).

Accenten op grotere schaal

Los van de klemtonen per twee of drie achtste noten steek je beter ook structuur in de hele zin. Niet iedere beklemtoonde lettergreep is hier dus even belangrijk. Op grotere schaal kan je de eerste zinnen als volgt zien:

Een nieuwe lente en een nieuw geluid.
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit dat ik vaak hoorde voor een zomernacht in een oud stadje langs de watergracht.

We stappen hier dus resoluut af van het principe dat de eerste tel van de maat meer beklemtoning hoeft dan de tweede en de derde tel. Lees iedere zin enkele keren luidop (zonder ritme) en merk waar je automatisch een woord (of zelfs één lettergreep van dat woord) gaat beklemtonen. Dit is de richting waar de zin naartoe gaat, en dit neem je het beste over in je uitvoering.

Zinsstructuur

We merken in dit werk soms lange bogen op, in veel gevallen zelfs over een rust. Neem hierbij maat 19 en 20 als voorbeeld. Zie die twee maten als één zin, waarbij je even blijft hangen na jongen zonder de spanning van de zin te breken. Andere voorbeelden vind je onmiddellijk daarna, in de maten 22 tot 25 en 26 tot 29. In die laatste passage kan je de komma’s in de tekst respecteren zonder de structuur van de zin te doen afbrokkelen.

Triolen zowaar?

Wanneer je dit werk de eerste keer doorleest, kan je al even schrikken bij maat 33 wanneer je plots – midden in de 7/8-maat – een triool van vierden ziet opduiken. Ga die maat niet wiskundig analyseren en probeer die triool vooral niet te zingen terwijl je de 7/8-maat (2-3-2 of 2-2-3) slaat. Dit is een leuke oefening (eerlijk, ik heb het zelf ook geprobeerd), maar het is helemaal niet nodig. Zie de maat eerder als een maat van 3/4, waarbij je vanaf de tweede tel een triool van vierden gaat dirigeren. Neem hierbij voldoende tijd om de afslag te plaatsen.

Cabaret

De laatste 8 maten zijn een ware streling voor het oor. Geef hier de solist voldoende tijd om te ademen en quasi rubato haar zin af te werken. Hecht daarbij veel belang aan de gezamenlijke komma na iedere tweede maat. Wijs de sopraan wel op de juiste klemtonen bij luisterde en glimlachend, tegen de maatstructuur in dus. In de laatste vier maten is het te overwegen om alle sopranen (behalve de solist natuurlijk) de altpartij te doen zingen, de tenoren (behalve de fluiter) naar bas 1 te verhuizen en alle bassen de laagste partij te doen zingen.

Van fluiten gesproken...

Bij het fluiten zijn twee zaken belangrijk. Vermijd om te scheppen naar noten. Het is niet moeilijk om iedere noot onmiddellijk te treffen, maar er is wel wat aandacht voor nodig. Kies ook in welk octaaf je wil dat er gefloten wordt. Fluit het zelf (indien mogelijk) voor in het octaaf dat je verkiest. Of vraag aan de fluitsolist om een octaaf hoger en/of lager te proberen en kies er de versie uit die je het mooist vindt.

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren