Vliegtuig tegen Pilatus

Tabs

Aan de slag

Algemeen

Vliegtuig tegen Pilatus komt uit Vic Nees’ (1936-2013) vierdelige suite Windharp (1996) die hij 20 jaar geleden schreef op tekst van Pros Vanosmael (°1920-2011) voor het 35-jarig bestaan van Mea Dulcea uit Bergen-op-Zoom. Het a cappella werk voor drie vrouwenstemmen vertelt over een vliegtuigcrash tegen de berg Pilatus nabij Luzern waarbij 30 mensen omkomen. Door het uitgesproken verhalend karakter is dit tweede lied uit de suite zowel geschikt voor gelijkstemmig jeugdkoor als voor dameskoor.

 

Het verhaal van de componist

Vic Nees gaf enkele jaren voor zijn overlijden een workshop over de suite Windharp. Daarin lichtte hij het belang toe van de tekstvertelling in dit lied. Aan de hand van de notities van de zangers in de originele partituren (in onze koorbibliotheek bewaard), probeerde ik de interpretatie van de componist zo goed mogelijk te reconstrueren.

 

Afwisseling van vertelstandpunten

maat 1: De twee onderstemmen starten het lied met een doordringend en nasaal gezoem op zzz dat het geluid van een klein vliegtuig nabootst. Als je de zzz op de achtergrond laat meezoemen als een nasaal klinkend geluid, benader je het best het geluid van een vliegtuig. Bij een mooie zoemtoon op zzz, heeft deze intro nauwelijks betekenis.

maat 2 – 6: De inzet van de sopranen op de tekst DC 6 over (uitgesproken op de Vlaamse manier: deesee zes) imiteert de stem van de piloot, klinkend door de boordradio. Die mag daarom zeer nasaal en staccato gezongen worden. Om de nasale klank te garanderen, kunnen de zangers de neus dicht knijpen.

maat 7 – 9: Maak een verschil tussen de tekst van de verteller en de tekst van het personage: signaleerde de wind (verteller) zing je legato en met normaal stemgebruik. Wanneer de piloot aan het woord is, wordt er weer nasaal en staccato gezongen.

maat 10 – 12: De vocalise op oe bootst de huilende wind rond de berg Pilatus na. De partituur duidt normaal aan, in tegenstelling tot het nasale stemgebruik voordien. Probeer toch het huilen van de wind na te bootsen. De zangers hoeven niet elke noot van de vocalise te benadrukken. Ze mogen dit licht, luchtig zingen met het golvend karakter van de huilende wind.

maat 12 – 16: Maak een duidelijk contrast met de voorgaande maten. Na het legato van de vocalise, zing je de tekst kap om op een scherp ritmische manier en zeer benadrukt (marcato). Denk aan Pietje de Dood met de zeis. In maat 12 zingen sopranen en alten nog even legato op zei de dood, terwijl de mezzo’s reeds aan de marcato passage begonnen zijn. Ook al maken we contrast tussen legato en marcato, toch hoeft de marcatopassage niet meteen al te luid gezongen te worden. Maak een stevige crescendo over maten 15 en 16 heen. De altpartij volgt de dynamiek van de bovenstemmen in de chromatische lijn, liefst ook in de nasale stijl (cfr. m.1). In maat 16 staat de aanduiding allargando. Doordat je verbreedt (vertraagt) in de tweede helft van deze maat, kom je heel natuurlijk uit op het nieuwe tempo.

maat 17 – 22:  De alten maken een decrescendo over de volgende maat heen, zodat de bovenstemmen het volgende deel in piano kunnen starten. Maak opnieuw het verschil tussen de tekst van de verteller en de tekst van het personage. De berg bloosde (verteller) wordt legato gezongen, maar Ik vind geen schuld (berg) wil de componist parlando (gesproken op toon) uitgevoerd horen.

maat 23 – 25: het morgenrood bloeit open, maar wordt lieflijk, innig gezongen (niet te luid). Opdracht vervuld heeft de klemtoon op de eerste lettergreep van opdracht en niet achteraan bij vervuld. Deze zin wordt bijna militaristisch gezongen, de eerste maal duidelijk gescheiden van de tweede maal (maak duidelijk de komma). De vierde noot op het woord vervuld wordt kort afgesloten, je maakt er bijna een staccatonoot van.

maat 27 – 30: Deze passage wordt volledig legato gezongen, al moet je bewust zijn van de afwisseling tussen de tekst van de verteller (bruiste het lover) en het citaat zelf (‘s Heren wegen).

maat 30 – 34: Maak een groot contrast in dynamiek. Na de duidelijk gedeclameerde fortezin, komt een broos (zacht) en langgerekt sneeuw erover.

maat 35 – 49: De alten zetten in een strak (zeer stabiel) tempo in. Deze melodie wordt eveneens zonder tekstaccenten en uitdrukkingsloos (bijna mechanisch) uitgevoerd. Zorg ervoor dat je de klinker in de opmaat steeds lang genoeg zingt en verleng ook de laatste lettergreep een beetje. Alle zinnen gaan in elkaar over zonder dat je merkt waar een zin eindigt en de volgende begint. Denk aan het herhalen van een mantra. Boven die mantra onthullen de bovenstemmen de afloop van de gebeurtenis: De dertig die eronder lagen zwegen wordt met zeer duidelijke dictie gezongen. Je gaat meteen over naar de medeklinker, blijf niet hangen op de klinker, vb: dertig, eronder

maat 50 – 51: Zorg ervoor dat je de zoemtoon in de slotmaten zonder vibrato zingt (doods).

 

Duidelijke dictie is een voorwaarde

Over de intonatie van de (niet altijd zo gemakkelijke) samenklanken heeft Vic Nees tijdens de workshop niet gesproken. Het juist intoneren van de dissonanten, de unisononoten of octaafmelodieën was voor de componist een conditio sine qua non. De klemtoon van de workshop lag bij het bewust uitvoeren van de vertelling en de verstaanbaarheid van de tekst door het hanteren van een zeer duidelijke dictie. Zo maak je je publiek duidelijk waar het over gaat. Succes!

 

 

 

Deel deze pagina

Reageer op deze partituur

Login of registreer om te kunnen reageren