Nicolaas Gombert
Biografie
Leven
Gegevens over Gomberts jeugd en vormingsjaren zijn schaars. Hij werd vermoedelijk geboren omstreeks 1495 in het zuiden van het graafschap Vlaanderen, waarschijnlijk ergens in de streek tussen Rijsel en Sint-Omaars, misschien wel in het plaatsje La Gorgue. Hij zou mogelijk tussen 1515 en 1521 bij Josquin in de leer zijn geweest. Zijn aanstelling bij de Rooms-Duitse keizer Karel V, het meest luisterrijke hof van Europa zegt zeker iets over het niveau van zijn opleiding. In 1529 wordt Gombert vermeld als magister puerorum van de hofkapel.
Rond 1530 werd Gombert geestelijke en waarschijnlijk ook priester. Hij ontving prebendes aan verschillende kathedralen. Hij bleef de maistre des enffans de la chapelle van de keizerlijke hofkapel tot ergens tussen 1537 en 1540. Als kannunik van de Notre-Dame in Doornik bracht hij mogelijk zijn laatste levensjaren in die stad door.
Componist
Gomberts stijl verraadt echter geen invloed van Josquin. Waar Josquin naar steeds doorzichtigere structuren en meer verstaanbare teksten streefde, liet Gombert muzikale frasen juist meer en meer in elkaar overgaan en bleef tekstdeclamatie op de achtergrond. Gecombineerd met zijn voorliefde voor lage stemmen doet zijn stijl denken aan deze van Ockeghem. Wat Gombert deelde met zijn tijdgenoten was de enorme aandacht voor imitatie. Al deze kenmerken geven zijn muziek een nogal gesloten maar fascinerend karakter.
Gombert was een man van het motet, waarvan hij er ruim 160 vier-, vijf- en zesstemmige schreef, de meeste op Bijbelse (hoewel vaak niet-liturgische) teksten. Daarnaast kennen we tien missen van zijn hand en acht Magnificat-zettingen, die worden gezien als een hoogtepunt in zijn oeuvre. Gombert schreef ook wereldlijke muziek: er zijn meer dan zeventig chansons bekend.
Zijn oeuvre vond ruime verspreiding (onder meer in Italië), vooral dankzij de motetuitgaven van Scotto en Gardano in Venetië in de jaren tussen 1539 en 1552.
Doorgedreven imitatie
Ook zijn zeventig chansons benadrukken zijn handelsmerk van ver doorgevoerde imitatie. In zijn geschrift Pratica musica van 1556 karakteriseert de Duitse theoreticus Hermann Finck (1527-1558) de stijl van Gombert als ‘rijk aan volle harmonieën en imitatief contrapunt, waarbij pauzen worden vermeden.’ Gomberts werk is inderdaad het beste voorbeeld van wat men onder doorimitatie verstaat: een tekst wordt onderverdeeld in korte frasen, waarbij elke frase een thema krijgt dat een aantal keren in alle partijen imitatief en gevarieerd herhaald wordt. Ook bij de overgang van het ene fragment naar het andere wordt de imitatie voortgezet, zodat de frasen elkaar voortdurend overlappen. Het resultaat is een ononderbroken muzikale stroom die pas bij de eindcadens definitief tot rust komt. Centraals staat het contrapuntisch in elkaar vlechten van zelfstandige, lineair gedachte partijen, waarbij sterke contrasten vermeden worden.
Gomberts muziek is rijk aan volle harmonieën en imitatief contrapunt, waarbij pauzen worden vermeden.
De melodieën zijn vaak asymmetrisch opgebouwd, terwijl ook bij de achtereenvolgende steminzetten geen vaste regelmaat aanwezig is. ‘It is as though, in this respect at least, the mantle of Ockeghem had fallen upon his shoulders’ schrijft de renaissancespecialist Gustave Reese. Zijn muziek wijkt af van die van Josquin, die meer symmetrie opzoekt. Ook de transparantie in het contrapunt ontbreekt. Alles is compact geschreven, met volle nadruk op het doorlopend imitatief contrapunt.
It is as though, in this respect at least, the mantle of Ockeghem had fallen upon his shoulders
Deel deze pagina
Schrijf je in op onze nieuwsbrief
4 x per jaar houden we je op de hoogte van repertoirenieuws, info over Vlaamse componisten, nieuwe aanwinsten in onze bib, webshop of vrij te downloaden partituren op Koorklank